Randvoorwaarden

Er moeten duidelijke (rand)voorwaarden vooropgesteld worden om de didactische werkvormen, STAD en TGT, in de praktijk te implementeren. Hieronder zijn er enkele randvoorwaarden opgesomd waaraan (onder andere) voldaan moet worden. 

Een eerste randvoorwaarde is dat alle leden samenwerken, in functie van een gemeenschappelijk doel. Er is dus sprake van een groepsdoel dat duidelijk moet weergegeven worden (Aper, 2008). Het doel wordt pas bereikt als elk lid van de groep het doel bereikt heeft. Johnson en Johnson (1994; 1999) spreken hierbij over positieve afhankelijkheid. Daarnaast, is er ook het kenmerk individuele verantwoordelijkheid van elk groepslid (Johnson & Johnson, 1994; Johnson & Johnson 1999) een randvoorwaarde. De groepsscore wordt berekend aan de hand van de individuele scores van de groepsleden. Hierdoor wordt ieder lid van de groep sterker. Coöperatief leren is dus een combinatie van een groepsgebeuren en individuele verantwoordelijkheid (Slavin, 1987; Slavin, 1999). Ook de andere kenmerken van Johnson en Johnson (1994; 1999) kunnen gezien worden als randvoorwaarden. Deze zijn eerder in deze literatuurstudie besproken in het onderdeel ‘Coöperatief leren’.

Een goede taakverdeling is ook een voorwaarde voor coöperatief leren, waarbij de taken ook aangepast worden aan de individuele noden van de studenten (Johnson & Johnson, 1999). Dit is de verantwoordelijkheid van de leerkracht. Daarnaast moet de leerkracht voldoende voorbereid zijn, enkel zo worden de gestelde doelen van STAD en TGT bereikt. De instructie van de leerkracht in fase 1, bij zowel STAD als TGT, is de basis van het verdere leerproces van de student.